Uilen roepen

28-01-2019

Dit is schrijven met een toverstokje! Poëtisch, beeldend, met diep inlevingsvermogen, prachtig.

'Waar de bij zuigt, daar zuig ik,
Wiegend in een wederik.
Als uilen roepen luister ik.
Op de vleermuisrug vlieg ik
De zomer achterna, zo vrolijk.'

William Shakespeare
DE STORM

Deze debuutroman van Janet Frame begint met een poëtisch stuk over een dag die vroeg begint, de zomer die voorbijgaat en het wortelzaad dat niet opkomt omdat de wind een waai-weg spreuk blies. Nu is het winter en ligt er een sneeuwwal bij de deur.

'De dag begint vroeg met vogelgekwetter en het winterkoninkje in de wolk fluit als het kind in het gedicht: Leg weg uw fluit, uw blije fluit. En er groeien bonebloemen, erwtgroen welig gras, en een zwerm insekten botst duizelig tegen de hoge plekken; de latrinerozet kruipt sluipt als een roomkleurige sjaal tot een gebreide theemuts van roosjes; ach de dronken kleine uurtjes van insekten die op de  geknakte grassprieten dansen en op het gelaat van de als eerste tot leven gekomen bloem; en ik heb wortelzaad geplant dat nooit opkwam  omdat de wind een waai-weg spreuk blies; de wind is warm, was warm en de dagen boven breken ongemerkt open, laten hun atomen van sneeuwzwarte bonebloemen en witte rozen exploderen, ze spotten met het laatste intuïtieve who-donnut, who-donnut van de zomerlijster; en hoewel men aanraadt de wortelzaadjes luchtig onder een katoendunne deken van aarde te planten, zonken ze te diep weg of verdroogden, en de bladluizen nestelden zich tussen de bonen die later bloeiden in middernachtelijk fluweel, en ik dacht: Ik had het kunnen weten, wat de gedachte is die bij je opkomt vlak voordat het lot toesluipt; overdaad van de zomer, jawel, maar wat voor nut heeft de groene rivier, die gouden plaats, wanneer de als mensen in de zak van mijn land vastgespelde tijd en dood niet aflaten het zangfeest in de met peper bespikkelde lijsterborst met zijn groene wilgen en witte rozen en bonebloemen en ochtendnevel ondergronds te brengen?
En nu, omvangrijke, hardlijvige kerstman, ligt er een sneeuwwal bij de deur van Kerstmis die geen midzomerdag of mensenzon verdrijven zal, en zo is het en zo lijkt het ook terecht; en nu kopen we een kerstkaart en schrijven of ondertekenen de rouwkaart van touw met plakband; verpakken ons leven in cellofaan met een zakdoekje en kaart; kopen een rups die je opwindt en die met rimpelende rug over onze dag en nacht kruipt.
Zingt Daphne vanuit de dodenkamer.'

Ik was meteen verkocht. 

Deel I gaat over de kindertijd van Francie, Toby, Daphne en Chicks (Teresa), vier kinderen die opgroeien in een arm gezin in Nieuw-Zeeland. Op de vuilnisbelt, tussen papier en staal en ijzer en roest en oude schoenen, tussen alles wat mensen uit de stad weggooien, zoeken zij hun schatten zoals hun eerste sprookjesboek van de gebroeders Grimm. 

De eenzaamheid, de schaamte, het anders zijn dan de anderen, de rauwe triestheid van armoede zijn pakkend beschreven!

Toby lijdt aan toevallen, zijn hand begint te trillen en zijn tanden klapperen. Hij is vaak ziek en moet dan thuisblijven van school.

Maar sprookjes beschermen niet tegen de grauwe werkelijkheid van ziekte, dood en psychiatrisch lijden. Francie komt om in de vuilnisbelt. Ze valt in het vuur en sterft.

In deel II is het twintig jaar later en wordt het leven beschreven vanuit de drie  volwassen kinderen Toby, Daphne en Teresa.

Toby is nu 32 en woont nog bij zijn ouders. Hij verdient de kost met zoeken naar oudroest en flessen en wat hij verder nog verkoopt. Hij droomt dat hij Fay, een buurmeisje, komt ophalen en dat ze zijn vrouw zou worden en hij haar man.

'Dit alles zou je op een lente-avond kunnen denken.
Alleen is het denken geen werkelijkheid.'

Teresa is getrouwd met Tim en woont in het zuiden. Wanneer Toby logeert bij hen vindt hij het dagboek van zijn zus. Hij begint het te lezen eerst met een schuldgevoel en daarna alleen met een gevoel van dodelijke schaamte.

Teresa wil een goede indruk maken en de juiste mensen ontmoeten. Ze wil niet dat haar broer komt. Eigenlijk schaamt ze zich voor hem, hoe hij eruit ziet en voor zijn beroep, wat rond rommelen op vuilnisbelten, bijna alsof hij nog een kind is en voor zijn toevallen. Ze schaamt zich voor haar zus die al jaren in een psychiatrische instelling zit.

'Maar hoe kan ik de mensen onder ogen komen als ze ontdekken dat ik een zuster heb die in een inrichting zit?'

De hoofdstukken over de fijngevoelige zus Daphne die schizofrenie heeft en in een inrichting zit, zijn subliem geschreven. 

Dit is niet schrijven met een pen maar met een toverstokje!


Prachtige beelden en met heel veel invoelingsvermogen!

Janet Frame heeft zelf acht jaar van haar leven in psychiatrische inrichtingen doorgebracht, op basis van een verkeerde diagnose. Ze weet dus waar ze over schrijft als ze het heeft over de verwarring, de angst, de electroshock-behandelingen, de tragische toestand van medepatiënten, de onmacht en de wreedheid van het verplegend personeel en de dreiging van van de hersenoperatie die alle problemen zou 'oplossen'.


De epiloog is heel verrassend geschreven vanuit het perspectief van de bedrijfsleider van de wolfabriek en zijn vrouw.


2018 Website gemaakt door Linda Marie Vermeulen. Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin