Nachten vol angstaanjagende schoonheid

16-03-2019

Gruwelverhalen van Edgar Allan Poe in een bewerking van Ed Planck en schitterend geïllustreerd met prenten van Carll Cneut. 


Voor de leesclub heb ik twee verhalen gelezen uit deze verzamelbundel van Edgar Allan Poe: De ondergang van het geslacht Usher en De put en de slinger. Deze uitgave van het Davidsfonds is visueel een juweeltje met prachtige prenten en gekleurde pagina's verspreid door het boek.

De ondergang van het huis Usher


OPGELET: Onderstaande tekst bevat spoilers: de tekst hieronder bevat details over de inhoud en/of de afloop van het verhaal.


Korte inhoud:

De ik-persoon, een jeugdvriend van Roderick Usher, rijdt naar het kasteel Usher. Hij heeft een vreemde brief gekregen van Roderick waarin hij het heeft over een ernstige ziekte, zijn geestesverwarring en en zijn hevige verlangen om zijn vriend te zien. De niet met name genoemde vriend kan niet weigeren.

Wanneer hij aankomt bij het kasteel Usher valt hem de droefgeestigheid en de naargeestigheid van het kasteel op. Alles lijkt in verval, de stenen zijn verbrokkeld, een barst loopt van boven tot onder over de gevel.

Net zoals het kasteel in verval is, is ook de bewoner, Roderick Usher, in verval. Hij ziet er bleek, onverzorgd en ziek uit. Hij is overgevoelig en heeft last van mentale uitputting. Hij gaat ten onder en is bang voor komende gebeurtenissen maar vooral voor de uitwerking die het zal hebben op zijn geest. Hij is bang voor de angst en dat het hem zijn leven zal kosten.

Als oorzaak voor zijn inzinking geeft hij aan dat zijn geliefde zus, lady Madeline, al heel lang ernstig ziek is en binnenkort zal sterven. Haar dood zal hem verpletteren en achterlaten als een man zonder hoop en zonder kracht.

'Ze is mijn levensgezellin ...' heeft hij er een incestueuze relatie mee?

Midden in de nacht komt Usher zeggen dat zijn zus de strijd heeft opgegeven en dat het niet lang meer zal duren.

Wanneer ze gestorven is, helpt de vriend Usher om haar lichaam twee weken in de kelder diep onder het huis te zetten.

Na een paar dagen van bitter verdriet merkt de vriend een verandering op in het gedrag van Roderick. Hij spreekt nog heel weinig alsof hij in doodsangst verkeert. Het lijkt of hij met een verstikkend geheim worstelt en dat hij vecht om de moed het te onthullen.

Er komt een zware storm 's nachts en de vriend pakt een willekeurig boek om Usher uit voor te lezen. Het verhaal gaat over Ethelred.

Hij ontmoet een kluizenaar die hem niet wil binnenlaten en trapt de houten deur in. Op dat moment hoort hij in de verte het kraken en splijten van hout in het huis.

Ethelred doodt een draak en die stort neer met een afgrijselijk en schril gekrijs, precies zo een geluid klinkt op dat moment ergens ver weg in het huis.

Een metalen schild valt op de vloer met een daverend, galmend geluid. Bij het voorlezen van die zin hoort hij een hol, weergalmend geluid van metaal op de vloer.

Usher schreeuwt het uit. Hij zegt 'Wij hebben haar levend begraven! Waarheen kan ik vluchten? Zal zij niet dadelijk hier zijn?'

Toen opende de deur en in de deuropening stond lady Madeline Usher. Toen viel ze neer naar binnen boven op haar broer die ze meesleurde in haar val. Beiden stierven samen, Roderick als slachtoffer van de angst die hij zelf voorspeld had.

In paniek vlucht de vriend weg uit het huis in de storm buiten. De wind wakkert aan en de muren van het huis Usher storten in.



Het kortverhaal is in het ik-perspectief geschreven, een ik-verteller dus, de jeugdvriend van Roderick. Het is in de verleden tijd geschreven.

De titel vertelt al redelijk veel: het gaat over de ondergang van het huis Usher en roept tegelijk ook vragen op.

Gaat het over een huis, een villa die Usher noemt of over een geslacht dat Usher heet? En wat wordt precies bedoeld met de ondergang? Houdt het huis op te bestaan, is het er niet meer of gaat het huis ten onder en blijft het in vervallen staat verder bestaan?

Al bij het lezen vallen mij het veelvuldig gebruik van bijvoeglijke naamwoorden op:

'naargeestig landschap

donkere, bladstille herfstdag

sombere omtrekken van het kasteel Usher: Usher is dus de naam van een kasteel

naakte muren, starende ramen, roerloze water

mooi beeld: ramen als lege ogen

verwilderd rietgras, verbleekte stammen, dode bomen'

Usher: de naam van het kasteel en van zijn jeugdvriend Roderick Usher, een oud geslacht

Het is een mistroostige dag en dit valt samen met de mistroostige aanblik van het kasteel.

De afbrokkeling van het kasteel valt samen met de afbrokkeling van de menselijke geest van Usher.

Wat speelt er zich af in de donkere en ingewikkelde gangen van het kasteel Usher? De incestueuze relatie met zijn zuster?

Met welk geheim worstelt Roderick? We kunnen er alleen maar naar gissen.


Opbouwen van de spanningsboog

Edgar Allan Poe schept een spookachtige sfeer: 'de bloedrode volle maan, buiten woedde de storm, een spookachtige lichtstraal, een dode die herrijst, een waanzinnige kasteelheer'.

De uitwerking die de sfeer op zijn vriend heeft wordt ons van in het begin letterlijk meegegeven.

'Het hele kasteel en zijn naaste omgeving was gehuld in een nevel - een giftige, bedwelmende, traag kruipende damp, die beklemmend op me inwerkte' 

'Plotseling keek hij me aan met zulke grote, wilde ogen, dat die verschrikking voor mij bijna tastbaar werd.'

'... maar midden in de nacht viel de sfeer van het huis weer als een steen op me neer.'

'Zijn vreemde gedrag begon aan mijn geest te vreten.'

'Ik voelde hoe ik langzaam maar zeker onder de invloed kwam van zijn waanvoorstellingen, hoe zijn fantasieeën me bekropen en inpalmden.'

'Ik werd steeds onrustiger.' 'Ik kon niet in slaap raken.'

In plaats dat hij een goede invloed heeft op Roderick want daarvoor was hij gekomen, om zijn vriend op te beuren, krijgt de waanzin van Roderick hem meer en meer in zijn greep.

Totdat hij in volle paniek het huis uitvlucht naar buiten de zware storm in.

Voor mij gaat dit over de kwetsbaarheid van de menselijke geest en hoe gemakkelijk men kan instorten. En over ANGST natuurlijk, de angst om waanzinnig te worden, de angst om levend begraven te worden, angst voor de dood.


De put en de slinger

De auteur gebruikt veel bijvoeglijke naamwoorden. Het verhaal bevat veel telling, geen showing. Alles wordt verteld, aangereikt, ook de gevoelens van het hoofdpersonage worden voorgekauwd. Er wordt geen ruimte gelaten voor de verbeelding van de lezer. Schrijvers van vroeger hebben dat wel vaker in.

Maar de angst van het hoofdpersonage van wie we de naam niet te weten komen, is bijna voelbaar, tastbaar aanwezig. De Inquisitie van Toledo spreekt het woord 'ketter' over hem uit en daarmee het vreselijke doodvonnis. Daarna wordt hij totaal verzwakt door de folteringen gedragen naar een diepe kerker. Daar wacht hem een zware beproeving.

In de kerker is een diepe put en in het plafond is een zware slinger die beweegt en langzaam naar beneden komt. Het benedenstuk is van glinsterend staal en de onderkant is zo scherp als een scheermes. Langzaam zwaait de slinger en komt lager en lager tot hij dwars over hem heen zwaait. Het is onontkoombaar. Hij slaagt erin te ontsnappen aan de slinger en hij ziet dat de ijzeren wanden van zijn cel verschuiven. De cel wordt kleiner en kleiner en een verstikkende rook komt van onder dan wanden. De hitte neemt snel toe. Hij geeft de strijd op en schreeuwt zijn angst uit terwijl hij op de rand van de put wankelt...

De angst regeert

Angst is het motief van dit kortverhaal.

Er is ANGST voor de waanzin

'Daarna vlakheid en vochtigheid, en dan alleen nog waanzin - de waanzin van het geheugen dat in verboden herinneringen graaft.'

ANGST om niets te zien

'Ik wilde mijn ogen openen, maar durfde het niet. Niet omdat ik bang was om gruwelijke dingen te zien, maar ik huiverde bij de gedachte dat ik misschien níéts zou zien.

ANGST om levend begraven te worden

'Plotseling joeg een angstaanjagende gedachte het bloed naar mijn hoofd. Ik sprong overeind en sloeg als een bezetene om me heen. Ik voelde niets, maar durfde geen toch geen stap te verzetten, uit vrees op de muren van een grafgewelf te stuiten. Het angstzweet brak me uit en stond in dikke druppels op mijn voorhoofd. De spanning werd zo ondraaglijk, dat ik voorzichtig een paar passen deed, met uitgestrekte armen en wijd opengesperde ogen, in de hoop een straaltje licht op te vangen. Ik zette stap na stap, maar trof niets dan duisternis en leegte aan. Opgelucht begon ik wat vrijer te ademen, ik was tenminste niet levende begraven.'

ANGST om gruwelijk te sterven

'Waren ze van plan mij de hongerdood te laten sterven in deze onderaardse wereld? Of wachtte mij een nog vreselijker lot? Dat ik uiteindelijk de dood zou vinden, een gruwelijke dood, daarvan was ik zeker, gezien het karakter van mijn rechters. Maar hoe en wanneer, dat was de kwellende vraag.'

ANGST om in een put te vallen

'Bevend zocht ik, voorzichtig tastend met mijn voet, mijn weg naar de muur terug. In mijn verbeelding lag een reeks putten over de kelder verspreid. Ik kon een einde aan mijn lijden maken door me in een put te werpen, maar had er de moed niet toe. Op de bodem zou me geen snelle dood wachten.
De angst hield me urenlang wakker, maar eindelijk sliep ik in.'

ANGST voor het bewegen van de slinger

'De zwaaibeweging van de slinger was bijna een meter wijder geworden! Wat me vooral de stuipen op het lijf joeg, was het feit dat het ding merkbaar was gedaald!'

ANGST om te sterven in vuur

'Mijn angst voor de dreigende vuurdood deed me verlangen naar de koelte van de put.'

ANGST om verpletterd te worden

'Ik deinsde terug voor de oprukkende muren. Maar op het laatst was er voor mijn verschroeide,kronkelende lichaam geen plekje meer waar ik me nog staande kon houden. Ik gaf de strijd op en schreeuwde mijn angst uit in één lange wanhoopskreet.'

De schrijver laat zijn eigen angsten en obsessies naar boven komen in de verhalen: angst om gek te worden, angst om levend begraven te worden, obsessie voor lijden en dood... Je voelt er de adem in van zijn verschrikking, die opsteeg uit diepten van zijn eigen lijden en wanhoop. Waarbij steeds de angst overheerst, de beklemming die tot waanzin kan worden. Zijn verhalen dwalen rond in het duistere landschap onder de grens van het bewustzijn. De angsten en gruwelen zijn niet die van de personages, maar van Poe zelf.

Daarin zit de aantrekkingskracht van de gruwelverhalen. De angst en de verschrikking komt van binnenuit, ze stijgen op uit de verwrongen in ontwrichte 'ziel' van Poe zelf.

Bron: 'Over Edgar Allan Poe en zijn verhalen' in het boek 'Nachten vol angstaanjagende schoonheid' pagina 163 en volgend door Ed Franck

2018 Website gemaakt door Linda Marie Vermeulen. Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin