Kamer in Oostende - Koen Peeters

24-05-2020

Tijdens een bezoek aan Oostende ontmoet een schrijver een schilder. De toevallige ontmoeting is het begin van een jarenlange vriendschap. Ze lopen rond in de Stad aan Zee, flaneren, praten met Oostendenaars en gaan op zoek naar de tijd, de Onvoltooid Oostendse Tijd.

Vierendertig hoofdstukken, vierendertig kamers. Zo vaak is de schrijver op hotel geweest in Oostende.

Vierendertig kamers volstonden in Oostende om er een prachtig verstild en ingetogen boek over te schrijven.

De uitgave van DE BEZIGE BIJ trekt de aandacht door het schilderij op de cover van Koen Broucke. Een 'marine' waarin de tinten kobaltblauw met paars, rood en zwart overheersen. Alle schilderijen in het boek zijn van zijn hand.

Een ode aan de stad Oostende, aan vriendschap, aan de (schilder)kunst, aan schrijvers en aan de zee, natuurlijk aan de zee.

'Ik loop langs de zee op het harde zand. O, wat hou ik van deze stad met haar zilverige ochtenden. Een deur opent zich; binnenshuis blaft een hond. Een jonge mama op een fiets die praat tegen het kind in het stoeltje achter haar. Ik eet mijn boterkoeken op terwijl ik wandel. Ik bewonder orchideeën voor een raam, als goedkope trofeeën. Al die namen op de houten brievenbuskastjes: wie zou dat och god toch allemaal zijn?'

Het is een oefening in observeren, goed kijken, langzaam ook, verstild en ingetogen doet de schrijver zijn verhaal.

Dat de stad een aantrekkingskracht had op tal van kunstenaars is bekend. In het vooroorlogse jaar 1939 trok de stad joodse vluchtelingen aan zoals de rijke schrijver     
Stefan Zweig en de arme schrijver Joseph Roth. Hugo Claus is er opgegroeid. Ook de schilder Léon Spilliaert is er geboren en getogen. En wie van ons kent niet 
James Ensor? Met zijn etsen en schilderijen, met zijn maskers, zijn Christusfiguren?

Als een mysterieuze dame trok de Stad aan Zee kunstenaars en schrijvers aan. Nu is ze oud en verlept, maar de sporen van haar grootse verleden zijn nog overal te zien en zeker voor wie ernaar op zoek gaat.

En dat doet Peeters. Twee of drie keer per jaar bezoekt hij Oostende. Dan verblijft hij op hotel, schrijft een beetje en loopt rond in verkoopzalen en tweedehandszaken.  Hij heeft de roman van Jacqueline Harpman bij, Het strand van Oostende met op de cover een schilderij van Spilliaert.

Wanneer hij terugkeert van een Spilliaertreceptie ontmoet hij 'bij toeval' de kunstschilder Broucke en een beetje historicus. Het Beleg van Oostende, van 1601 tot 1604, brengt hem naar de stad. Hij is op zoek naar de skeletten die nog altijd onder het Mijnplein, op de Visserskaai en in de Wittenonnenstraat zouden liggen. Misschien haalde James Ensor zijn skeletten- en doodskoppenobsessie daar vandaan? 'Het is maar een hypothese', zegt Broucke en het begin van een vriendschap. 

Samen gaan ze op zoek naar het Oostende van vroeger, zijn rijke verleden en de bekende kunstenaars die de wereld veroverden en in Oostende bleven wonen. 


Vaak loopt hun speurtocht op niets uit. Oude huizen, hotels waar geen spoor meer van te zien is. Want ook Oostende ontsnapt niet aan de nieuwbouw. Dat blijkt al bij zijn eerste overnachting in een hotel.

'Ik ben vroeg opgestaan in het hotel omdat ik muziek hoorde in mijn slaap. Dramatische, zelfs tragische muziek. Dat was niet zo. Het blijkt het schrapen van metaal over steen; de binnenbouw van de zijvleugel van het treinstation wordt afgebroken. Met een metalen vuist trekt een kraan delicaat aan de muren, versplintert gecontroleerd het glas in de vensters. Niets hoeft gered of gespaard. De kraan smult de binnenkant van het gebouw op. Dan grijpt ze gemeen in het kruis van de houten ramen,en smijt die in de container. Vervolgens begint de kraanman met zijn metalen vingers te duwen. Hij masseert de muren en overtuigt het oude gebouw: 'Geef maar toe, jij bent moe, geef toe dat je tijd gekomen is.'

Dit is het ritueel waarvoor Oostende zich nooit heeft geschaamd. Ik sta er graan naar te kijken op de afbraakwerven. Bij voorkeur gebeurt het sloopwerk 's ochtends. Rap wordt het puin afgevoerd.'

Hun onderzoek brengt hen in contact met bejaarde stadsbewoners in oude huizen en appartementen. De schrijver schrijft, de schilder schildert. Daarbij komt een beeld op van een oude elitaire dame met zilveren haar en afgebleekte chic. Alles verandert, alles wordt ouder, nieuwe en jonge generaties vervangen de oudere generaties. Daar doorheen blijft het Oostendse licht wonderlijk hetzelfde.


Dit boek was voor mij een tijdsvenster, een blik op het Oostende van een eeuw die voorbij is. Er komen veel namen van kunstenaars en schilders in voor en ik vond het interessant om iets meer over hen op te zoeken. Zo blijkt Joseph Roth - van wie ik nog nooit had gehoord - veel geschreven te hebben. Eén van zijn bekendste romans is de Radetzky-mars (1932). 

Broucke en Peeters ontmoeten ook recentere personages, zo ontmoeten ze een echtpaar op een terrasje op de zeedijk. Charlotte heet de dame en haar man heet Fontijn. Het deed mij heel sterk denken aan de schrijver Jan Fontijn en zijn vrouw Charlotte Mutsaers. Het boek 'Biefstuk en benzine' heb ik van hem gelezen. Schitterend boek!

Dan is er nog Charlotte, de dichteres die al twee dichtbundels uit heeft. Ze bezoeken die dag samen met Van Synghel, ook een architect, alle gebouwen van architect Eysselinck in Oostende. Eysselinck stapte uit het leven in 1953. Charlotte noemt nog meer tragische architecten en gebouwen die ze pas heeft bezocht in Turnhout, Pas de Calais, Napels. Het deed mij heel sterk denken aan Charlotte Van den Broeck die ondertussen het boek 'Waagstukken' uitgegeven heeft met dertien teksten over tragische architecten. 


Wanneer Broucke verhuist van Antwerpen naar Wallonië komt een eind aan de vriendschap tussen Peeters en Broucke. Ook hun bezoeken aan Oostende, vierendertig keer in drie jaar houden op. 

Zo verandert alles, maar Oostende blijft bestaan.

Ook de zee blijft, natuurlijk. In twee hoofdstukken verandert het 'ik'-perspectief van Peeters naar de zee. 

'Kom maar, kom. Slaap nu maar. Ik ben de glimp van wat je even zag. Ook al ben ik wijd en breed, de zee, ik ben die kamer waar je naar verlangt.
Wat is er, hoe gaat het,
hoe staan de zaken?
Wat moet ik doen om in je gratie te raken?
Het is niet dat ik je graag zie,
maar als het zover zou komen dat ik je graag zou zien,
zou je mij dan graag zien?
Blijf je overnachten? Het is niet zo dat ik op je wachtte,... maar nu je er bent, hoelang zul je blijven? Kijk maar hoe fijn het is dat je gekomen bent. In Oostende zie je het beter.
Zie je het, nu je me ziet?'

'Kamer in Oostende' zal vooral de wat oudere lezer interesseren, mensen die banden hebben met Oostende of die zich gewoon willen verdiepen in de rijke geschiedenis van bekende kunstenaars in Oostende.

Een boek om mee te nemen wanneer je nog eens naar Oostende gaat.

2018 Website gemaakt door Linda Marie Vermeulen. Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin