De Toverberg

24-11-2018

Een krachtig en rijk boek dat een hoogtepunt vormt in de moderne Europese literatuur. Het kwam uit in 1924. Een boek uit de oude doos. 

'Zonder bang te zijn voor het odium van overdreven precisie, zijn we juist van mening dat alleen het grondige echt onderhoudend is.'

Aldus Thomas Mann in het voorspel van zijn boek 'De Toverberg'. Grondig schrijft hij inderdaad: zijn boek is een zware turf van meer dan 900 pagina's. Voor beknopte bondigheid moet je niet bij hem zijn. Onderhoudend is het zeker. 

'Vertrekken? Hoe kom je daar bij? riep Joachim ... Hoe wil je nu oordelen na de eerste dag!'

Er is één dag verstreken. De lezer zit wel al op pagina 105. Thomas Mann schrijft dan ook in een beschrijvende stijl met lange zinnen die gedetailleerd zijn. Makkelijk leesbaar is het niet. De zinnen zijn lang en complex. Je moet moeite doen om dit boek te lezen. Je krijgt er veel voor terug.

Ik was begonnen in het boek in de vertaling van Pé Hawinkels - uitgegeven in 1975 - en ben op pagina 269 overgestapt op het lezen in de nieuwe vertaling van Hans Driessen die uitgegeven is in 2012.

Eerste hoofdstuk - Aankomst in de vertaling van Pé Hawinkels:

'In het hartje van de zomer reisde er een eenvoudig jongmens van zijn vaderstad Hamburg naar Davos-Platz in het Graubündense land. Hij was van plan er drie weken te blijven.
  Maar van Hamburg helemaal daarheen, dat is een lange reis - te lang eigenlijk in verhouding tot een bezoek van zo een korte duur. Zij voert door verscheidene van 's heren landen, bergop en bergaf, vanaf de de Zuidduitse hoogvlakte omlaag naar de oever van het Zwabenmeer en per boot over de springerige golven, steeds verder over afgronden, die vroeger onpeilbaar geacht werden.
  Van daar af versnippert de reis, die zo lang royaal, in rechte lijnen verlopen is. Er is herhaaldelijk sprake van oponthoud en andere beslommeringen...'

Vergelijk dit met de tekst in de nieuwe vertaling van Hans Driessen:

'Midden in de zomer reisde een eenvoudige jongeman van zijn geboortestad Hamburg naar Davos-Platz in Graubünden. Hij ging er voor drie weken op bezoek.
   Maar van Hamburg helemaal daarheen, dat is een behoorlijk verre reis, eigenlijk te ver in verhouding tot zo'n kort verblijf. Ze voert door verschillende landen, bergop en bergaf, van de Zuid-Duitse hoogvlakte omlaag naar de oever van het Bodenmeer en per boot over hotsende golven, dan over afgronden die vroeger als onpeilbaar golden.
   Vanaf daar versnippert de reis, nadat die lang weids, in rechte lijnen verlopen was. Er zijn onderbrekingen en omwegen...'

Er is veel gezegd en geschreven over de vertaling van Pé Hawinkels. Toch heb ik die vertaling met veel plezier gelezen. Ze is geestig en charmant. Er is nogal wat kritiek op omdat ze de nodige fouten bevat en hij soms iets toevoegt aan de tekst wanneer hij vond dat het beter kon. Dan wordt hij schrijver in plaats van vertaler. De nieuwe vertaling van Hans Driessen leest soepeler en ronder. Hans Driessen houdt zich strikter aan de brontekst en vertaalt meer letterlijk wat er in het Duits staat. 

Het waren vooral de filosofische dialogen tussen Settembrini en Naphta die mij deden kiezen voor de vertaling van Hans Driessen. De dialogen zijn niet altijd helder te volgen. Ik heb gemerkt dat je ze gerust diagonaal kunt lezen als ze te zwaar vallen. 

Het is een echte bildingsroman: een psychologische roman waarin we de ontwikkeling van het hoofdpersonage Hans Castorp kunnen volgen van zijn kindertijd naar zijn volwassenheid.

'Het verhaal speelt zich af vóór een bepaald radicaal keerpunt en een bepaalde grens, die een diepe kloof hebben geslagen in leven en bewustzijn... Het speelde en heeft gespeeld vroeger, eertijds, in de oude tijd, in de wereld van vóór de grote oorlog, met het begin waarvan zoveel begon dat waarschijnlijk nog lang niet opgehouden is te beginnen.'


Het verhaal speelt zich af in de zeven jaren voor de Grote Oorlog die niemand had zien aankomen, hoewel die 'gezonde' wereld van toen al op zijn laatste benen liep. Het was al een vreemde, onthechte wereld en na 'dit wereldfeest van de dood... die overal rondom de regenachtige wereld in brand steekt' zou niets nog hetzelfde zijn. De wereld zou deze schok van massale onthechting en vervreemding, van honderdduizenden jonge mannen die gestorven zijn waaronder ook velen in de modder van Vlaanderen en Frankrijk, nooit meer te boven komen.

Hans Castorp de hoofdpersoon in het boek reist van zijn geboortestad Hambrug naar Davos in Zwitserland om zijn zieke neef in het sanatorium te bezoeken. Hij gaat er voor drie weken heen. 

Zijn verblijf zal echter zeven jaar duren.

In het sanatorium in het hooggebergte verblijven kleurrijke personages die de jonge Hans beïnvloeden die zelf nog niet stevig in het leven staat. Een belangrijk personage is Settembrini, een Italiaanse humanist voor wie de rede en de vrijheid van de mens het hoogste goed zijn. Hij is ook vrijmetselaar. Dan is er nog Naphta, een complexer personage die communist en tegelijk Jezuïet is. Beiden zijn een soort mentor voor Hans. Hun ellenlange dialogen worden bitsiger en bitsiger, het kan niet anders dan uiteindelijk uitmonden in fysiek geweld net zoals de groeiende agressiviteit en irrationaliteit leidde tot de WOI. Hans valt niet voor het ene of het andere wereldbeeld maar is op zoek naar een middenweg. 

Dan is er nog Madame Chauchat, de femme fatale, op wie Hans verliefd wordt en meneer Peeperkorn die volledig opgaat in drinken en feesten en nog geen halve zin gezegd krijgt.

Allemaal beïnvloeden ze de jonge Hans. Hoe zal het aflopen met onze jonge held? Als jij een gast in het kuuroord zou geweest zijn, hoe zou jij Hans dan redden?


Het sprookje in de Toverberg

'Bovendien kon het wel eens zo zijn dat ons verhaal ook in andere opzichten, van nature, het een en ander te maken heeft met het sprookje.'

Je kunt er niet omheen. Thomas Mann neemt ons mee naar een sprookjesachtige wereld: hoog in de bergen, een witte wereld van sneeuw waar tijd niet bestaat. 

Er zijn zeven eetzalen en de hoofdzuster die bedient is een dwerg. Hans blijft zeven jaren in het sanatorium, 'de zevenslaper' wordt hij genoemd.

De twee dokters dr. Behrens en dr. Krokowski zijn figuren die geheel in het wit en geheel in het zwart gekleed gaan. Het thema licht en duisternis, wit en zwart, komt veel voor.

In hoofdstuk zeven wordt een geest opgeroepen, Holger, die het uiterlijk heeft van de sprookjesschrijver Hans Christian Andersen. De naam Hans Castorp verwijst mogelijks daarnaar.

'Het waren de seconden dat de zevenslaper in het gras, niet wetend wat hem overkwam, langzaam overeind ging zitten en zich de ogen uitwreef... Maar we willen het beeld completeren, om recht te doen aan zijn gemoedstoestand. Hij trok zijn benen in, stond op  en keek om zich heen. Hij besefte dat de betovering verbroken was...'

De ontwikkeling van onze jonge held

Hans - een heel erg Duitse naam - is een verwend zoontje van een gegoede familie. Hij is nog niet stevig geworteld in het leven. Hij heeft pas zijn technische ingenieursstudie afgerond en voordat hij aan zijn stage zal beginnen, schrijft de huisdokter hem een kort verblijf in het hooggebergte voor om weer op krachten te komen. Hij zal zijn neef gaan bezoeken die ziek is en in het sanatorium verblijft in Davos.

Hans Castorp is al vroeg wees geworden, tussen zijn vijfde en zijn zevende levensjaren verloor hij eerst zijn moeder, daarna zijn vader. Hij gaat wonen bij zijn grootvader Hans Lorenz Castorp, die senator is en waar hij een goede band mee heeft, die hij bewonderd en respecteert. Anderhalf jaar later overlijdt zijn grootvader aan een longontsteking. 

Het kan niet anders of dit al heel vroeg geconfronteerd worden met de dood moet iets doen met zo een jong iemand. 


Direct daarna verandert de jonge Hans weer van woning en omgeving en dit voor de tweede keer in zijn jonge leven. Hij gaat wonen bij zijn toegewezen voogd, consul Tienappel en daar ontbreekt het hem aan niets. Consul Tienappel beheert zijn nalatenschap, verkoopt de onroerende goederen en zorgt voor de liquidatie van het bedrijf Castorp&Zoon, Import en Export. Het geld, Hans' erfenis, belegt hij zorgvuldig. 

Hans zal later financieel niets te kort komen, maar toch zal hij moeten werken om genoeg te hebben. Van de rente alleen kan hij niet leven. 

Hans groeit op in een beter milieu - het gaat hier duidelijk niet om de arbeidersklasse - en ook de gasten in het sanatorium zijn allen uit de mondaine, betere kringen afkomstig.

We hebben het al geschreven. Zo vroeg met de dood geconfronteerd worden op zo een jonge leeftijd doet iets met iemand. Dat kan niet anders. Het laat zijn sporen na. En voor Hans had de dood iets vrooms, iets zinvols en droevig, iets geestelijks en tegelijk ook een lichamelijke, heel materiële kant.

We zien dan ook in het boek zijn obsessie voor de dood, een obsessie, fascinatie die Thomas Mann ongetwijfeld ook voelde. In het boek 'De Toverberg' begint hij die fascinatie voor de dood los te laten en begint hij een meer humanistische visie te ontwikkelen: er ontstaat een meer positieve waardering voor het leven, gebaseerd op respect.


We zien dat ook in de relatie die Hans heeft met Settembrini: een Italiaanse humanist die als mentor optreedt voor de jonge Hans en na een tijdje zijn vriend wordt, ook al volgt Hans zijn ideeën niet helemaal. Het is de enige persoon in het boek die heel het verhaal naast hem staat, tot het einde waarin Hans de oorlog intrekt en ook al is Settembrini het daar niet mee eens maar hij zegt 'Als dat is wat je wil, doe dat dan.' Ook al weet hij dat Hans als Duitser voor Duitsland gaat vechten in die oorlog. Het hebben van een andere mening is geen obstakel, ze blijven vrienden.  


Als kind werd hem door dokter Heidekind elke dag een goed glas porter voorgeschreven: een bekend stevig soort bier, en dat hij prettig vond. Het bracht hem tot rust en versterkte zijn neiging tot 'doezelen': zomaar wat voor zich uitdromen. 
Hans is ook niet echt sportief, hij tennist en roeit maar geeft er de voorkeur aan te kijken naar het roeien, onder het genot van muziek en met een goed glas op het terras van het veerhuis.

'In zijn diepste wezen was hij iemand die graag goed wilde leven en innig en stevig aan de genoegens van het leven hing, zoals een gulzige zuigeling aan de moederborst.'

Hij is een gemiddelde leerling. Hij hoeft zich niet overmatig in te spannen, hij heeft daar ook geen reden toe. Hij heeft altijd veel plezier aan schepen beleefd. Hij kiest een beroep waarmee hij voor zichzelf en de mensen voor de dag kon komen.

'Want voor arbeid had hij het allergrootste respect, ofschoon hij er persoonlijk wel gauw moe van werd... Ingespannen arbeid werkte hem op de zenuwen, putte hem al snel uit, en hij erkende ruiterlijk dat hij eigenlijk veel meer hield van de vrije tijd, onbezwaarde door de loden gewichten van de moeite, de tijd die open vóór je kon liggen, niet opgedeeld door hindernissen die tandenknarsend overwonnen moesten worden.'

Hier zien we een strijd tussen lichaam en geest, voortkomend uit zijn verhouding tot arbeid.

De dingen waar Hans mee worstelt, zijn ook dingen waar Thomas Mann mee worstelt.


'Bier, tabak en muziek. Daar hebben we uw vaderland', zegt de Italiaanse Settembrini. Dat is Duitsland.

Hans is verkikkerd op bier. Al van jongsaf aan dronk hij dagelijks een glas porter, zwaar bier waar hij een beetje doezelig van werd. Hij kon dan wat voor zich uit staren, niet te zeer hoeven nadenken. Ook het roken van de sigaar heeft een zelfde uitwerking bij hem. Hij heeft hem genot, hij moet dan niet meer nadenken, hij kan wegdromen net zoals je aan het strand ligt. Muziek daar houdt hij ook van.

Met het uitbreken van de wereldoorlog legt Thomas Mann zijn roman aan de kant, hij stopt met schrijven aan dit boek en neemt pas na de oorlog zijn roman weer op. Tijdens de oorlog schrijft hij zijn essays 'Beschouwingen van een onpolitiek mens'. De oorlog brengt in hem een hele ommekeer teweeg van diep gewortelde opvattingen en wereldlijke beschouwingen. Van conservatief Duitse romantiek naar humanisme. Hij kreeg een heel ander wereldbeeld. 

De verschillende personages staan voor de verschillende intellectuele stromingen die in het Duitsland van voor WOI gangbaar zijn. Op die manier geeft het boek een uniek tijdsbeeld weer van het Duitsland vóór WOI. De verschillende personages zoals Settembrini, Naphta, Madame Chauchat en mijnheer Peeperkorn beïnvloeden ze in meer of mindere mate onze jonge held.

Settembrini is literator van beroep en opleiding net zoals zijn vader voor hem en zíjn vader voor hem. Hij is ook een overtuigd humanist, een vriend van de mens die de nobelheid en de mensheid liefheeft en ook een vrijmetselaar.

Hij is zeer ingenomen met onze jonge vriend wanneer hij verneemt dat Hans carit

Deze nobelheid ligt besloten in de geest, in de rede.

Hij is grappig, humoristisch en sarcastisch. Neemt iedereen op de korrel en vooral de twee dokters, is onderlegd en praatgraag. Hij geeft zich over aan welbespraakte kwaadsprekerij en is tegelijk ondeugend tegenover een meisje.

 Hij werpt zich op als mentor van Hans. Hij vindt het allemaal heel interessant.

Naptha is de tegenspeler van Settembrini en wordt geïntroduceerd in hoofdstuk 6 onder Nog iemand. Hij is een jood, revolutionair en aristocraat; socialist die zich later bekeerd heeft tot de Rooms katholieke kerk. Volgens hem is gedood worden of doden geen misdaad maar de hoogste roem als het gaat om de godsstaat, de wereldheerschappij of de strijd tegen de ongelovigen. 
Dit staat haaks op Settembrini's opvattingen over de vrede. 

Er staat wel meer haaks op elkaar want hele pagina's zijn gevuld met scherpe dialogen tussen die twee die niet altijd eenvoudig te volgen zijn. Ik heb gemerkt dat je ze gewoon diagonaal kunt lezen als ze je iets te zwaar vallen. 

De tragiek tussen die twee hangt dan ook in de ijle lucht van het hooggebergte - eerst met woorden, daarna in een duel en een drama is onafwendbaar. 

Madame Chauchat - letterlijk warme kat - is de femme fatale in het boek waarop Hans wanhopig verliefd wordt. Het is een relatie op afstand - eigenlijk is er van een relatie helemaal geen sprake - want tot een echt gesprek komt het nooit. Tot in Walpurgisnacht hij haar zijn liefde verklaart en er een lange conversatie volgt in het Frans dat niet Hans' moedertaal is.

Mijnheer Peeperkorn vergezelt madame Chauchat wanneer ze terugkomt naar het sanatorium. Pieter Peeperkorn - een rijke Hollander van Java - kan nog geen zin volledig gezegd krijgen en is verslaafd aan alcohol. Het is een hele schok voor Hans dat hij verschijnt want hij is duidelijk de minnaar van de gehuwde madame Chauchat. Maar ook voor Hans is hij een betoverende persoonlijkheid. Hij is een reïncarnatie van de god Dionysus zelf. Hij is drankzuchtig en oeverloos in zijn eetlust. Hij weet iedereen in het sanatorium naar zijn hand te zetten en tegelijk draagt hij ook al het ultieme verval in zich. Hij heeft uit de tropen een koorts meegebracht die hem aan bed houdt en waarmee de dokters geen raad weten.

Kamerheer Behrens is de dokter die het sanatorium leidt en de longpatiënten onderzoekt. Het leven in het sanatorium fascineert Hans. Het oefent een zekere aantrekkingskracht uit op hem. De patiënten houden er vreemde gebruiken op na en ze praten anders dan die 'van beneden'. Hij krijgt het advies om mee te doen met de leefwijze van de bewoners en wanneer hij een catarre krijgt, dient hij het bed te houden. Hij krijgt koorts en een onderzoek toont aan dat hij een vochtige plek heeft op zijn long. Hij mag van dokter Behrens het sanatorium niet verlaten.

Kamerheer Krokowski is de psychiater, hij doet aan 'zielsontleding'. In het begin is Hans onwennig en bang wanneer hem ook psychische hulp wordt aangeboden. 'Nee, hartelijk bedankt! en hij deinsde bijna een stap terug.' Na de eerste ontmoeting met de geheel in het zwart geklede dokter droomt hij dat hij vlucht voor hem omdat Krokowski hem achterna zit om zielsontleding te bedrijven, waarvoor Hans 'een werkelijk waanzinnige angst voelde'. Later houdt de dokter korte gemoedelijke gesprekjes met Hans op zijn kamer. Hij noemt hem zelfs kameraad. 
Nog later volgt hij geregeld sessies bij dokter Krokowski die hij geheim houdt voor Joachim maar wat zijn neef toevallig ontdekt. De inhoud van de sessies vallen buiten de beschreven pagina's van het boek - er wordt nergens meer iets over gezegd - maar we kunnen er zeker van zijn dat deze gesprekken blijven plaatsvinden en bijdragen aan de ontwikkeling van Hans: zijn relatie met madame Chauchat wordt meer normaler, zijn obsessie voor de dood vermindert, hij leert meer om te leven, de middenweg te zoeken, hoewel hij het ook weer vergeet.

Zijn neef Joachim droomt van een militaire carrière en wil zo snel mogelijk terug naar het laagland. Ze zijn onafscheidelijk hoewel ze ook geheimen hebben voor elkaar. Joachim is verliefd op Maroesja en Hans op madame Chauchat maar ze praten nooit openlijk over hun verliefde gevoelens. Ook vertelt Hans niet over de sessies die hij volgt bij dokter Krokowski. Wanneer Joachim het ontdekt, is hij zeer geërgerd.
Op een gegeven moment kondigt Joachim zijn vertrek aan naar het laagland tegen het bevel in van dokter Behrens. Hans is bang 'want alleen vind ik nooit of te nimmer de weg naar het laagland terug...'
Na enkele maanden keert hij verzwakt terug naar het sanatorium en overlijdt. Wanneer ze later een geest 'Holger' oproepen, is het de geest van de overledene Joachim die wordt opgeroepen.

Verdwalen in de sneeuw

Hans gaat skiën in het hooggebergte en verdwaalt in een sneeuwstorm, 'in het niets, het witte, wervelende niets'. Hij drinkt port die hem niet goed valt. En hij droomt van een paradijselijke omgeving met een mooie burcht met jonge mensen die liefdevol en vriendelijk met elkaar omgaan. Ook ziet hij een afschuwelijk tafereel van twee heksen die een kind opeten.

Door de conversaties tussen Settembrini en Naphta over politiek en filosofie is Hans ook zelf gaan nadenken over zaken zoals de tijd, het leven, dood en ziekte.

'Ik heb bij hen hierboven veel gehoord over fanatisme en rede. Ik ben met Naptha en Settembrini in de levensgevaarlijke bergen de bocht omgegaan. Ik weet alles van de mens.'

Hans' persoonlijkheid wordt verscherpt door de discussies tussen Settembrini en Naphta en tegelijk blijft hij zelf nadenken.

Diep vanbinnen sta ik aan hun kant en niet aan die van Naptha - trouwens ook niet aan die van Settembrini, het zijn allebei zwetsers. De een is wellustig en boosaardig, en de ander blaast blaast altijd alleen maar op zijn toetertje van de rede en verbeeldt zich zelfs gekken te kunnen ontnuchteren, dat is toch al te flauw.'

Naptha is te religieus voor hem en Settembrini te individualistisch. Al die discussies doen Hans duizelen en hij is de weg kwijt in de sneeuw en in het leven. Hij zoekt naar de middenweg, het midden tussen rede en fanatisme.


'Maar wie het lichaam, het leven kent, kent ook de dood. Maar dat is niet alles - eigenlijk alleen maar een begin, als je het pedagogisch opvat. Je moet de andere helft erbij nemen, het tegendeel.'

'... en in het midden staat de homo Dei - midden tussen fanatisme en rede - 

... Ik wil goed zijn. Ik wil de dood geen macht geven over mijn gedachten. Want dat is goedheid en mensenliefde, en niets anders...

De liefde staat tegenover de dood, alleen zij, en niet de rede, is sterker dan hij.

Omwille van goedheid en liefde mag de mens de dood geen macht geven over zijn gedachten. En nu word ik wakker... Want nu ben ik klaar met dromen en ben ik op plaats van bestemming.'

Toch zal Hans dit inzicht niet uitdragen want eens hij weer terug is in huize Berghof beginnen zijn inzichten weer te vervagen en te verdwijnen.

Huize Berghof: een wereld van vervreemding en onthechting

Er wordt ons een vreemde wereld getoond in sanatorium Berghof in het hooggebergte in Davos: een wereld hoog in de bergen van witte sneeuw die alle grenzen vervaagt en uitveegt en vergetelheid opwekt. Een wereld waar de seizoenen in elkaar overlopen en waar de tijd anders wordt beleefd dan in het laagland. De tijd gaat sneller. 

'Twee dagreizen verwijderen de mens - en al helemaal de jonge mens, die nog niet stevig geworteld is in het leven - van zijn wereld van alledag, van alles wat hij zijn plichten, belangen, zorgen, vooruitzichten noemde, veel verder nog dan hij in het huurrijtuig op weg naar het station kan dromen.'

Settembrini merkt deze toestand van vervreemding bij Hans op en waarschuwt hem ervoor. Hij is bang dat hij verloren zal gaan voor het leven.

'Aangezien uw verblijf hier u geen goed lijkt te doen, aangezien u lichamelijk en, als ik het niet totaal bij het verkeerde eind heb, ook psychisch niet bij ons op uw gemak bent - wat zou u er dan van denken als u ervan zou afzien hier ouder te worden, kortom, als u nog vanavond uw koffers pakt en er morgen met de eerste de beste sneltrein vandoor gaat?'

Maar hij luistert niet naar het advies van de 'draaiorgelman' met zijn versleten jas en zijn sticulerende gebaren.

'Als ik erover nadenk, om de waarheid te zeggen, heeft het bed, daarmee bedoel ik de ligstoel, begrijpt u me goed, me in tien minuten meer goed gedaan en me op meer gedachten gebracht dan de molen in het laagland in al die jaren daarvoor, dat valt niet te ontkennen.'

Settembrini keek hem met droevig glanzende zwarte ogen aan.
'Ingenieur,' zei hij bedrukt. 'Ingenieur!' En hij nam Hans Castorp bij de arm en hield hem een eindje terug, om als het ware achter de rug van de ander op hem in te praten.'

En zo vervreemd Hans van het werkelijke leven. Hij geraakt onthecht van het leven beneden. Zal hij nog ooit de weg terug naar beneden vinden?

De tijd in Huize Berghof

In het sanatorium Berghof wordt de tijd anders ervaren. De tijd wordt sneller beleefd. Hele pagina's in het boek gaan over het fenomeen tijd. Ik heb die bespiegelende beschouwingen van het fenomeen tijd met veel plezier gelezen.

Als Hans pas is aangekomen, oppert hij de idee dat Joachim over drie weken met hem mee terug kan gaan.

'Met jou mee terug? vroeg zijn neef en hij keek hem met zijn grote ogen aan...
'O, jij denkt alweer aan naar huis gaan,' antwoordde Joachim.
'Wacht daar nog maar even mee, je bent er immers net. Drie weken zijn voor ons hierboven praktisch niets, maar jij bent hier voor niet meer dan drie weken op bezoek - voor jou is dat een zee van tijd...
En... weet je, "over drie weken naar huis", dat zijn zo van die ideeën van daarbeneden.'

'Kunnen we de tijd vertellen, de tijd zelf, als zodanig, op zichzelf? Waarachtig nee, ...
Een vertelling die als volgt zou gaan: 'De tijd verstreek, zij ging voorbij, de tijd stroomde'... dat zou niemand bij zijn volle verstand een vertelling willen noemen... Want de vertelling lijkt hierin op de muziek, dat ze de tijd vult, 'haar fatsoenlijk invult', haar 'indeelt' en ervoor zorgt dat 'er iets in zit' dat er 'iets mee aan de hand is'...'

Wat gebeurt er met iemand als je die persoon buiten de tijd plaatst? Een intrigerend gedachte-experiment, vind je niet?

Een interessant artikel daarover is

https://www.filosofie.nl/nl/artikel/26677/wereldklassiekers-de-toverberg-van-thomas-mann.html

Het landschap in het hooggebergte

Het boek bevat veel mooie beschrijvingen van het landschap en de omgeving. 

'Vanaf een helling rechts van hem stroomde een bergbeek uit in een vlakke, stenige bedding; ze stortte schuimend over terrasvormige getrapte rotsblokken en vloeide vervolgens kalmer verder in de richting van het dal, pittoresk overbrugd door een bruggetje met simpel getimmerde leuningen. De grond zag blauw van de klokvormige bloesem van een heesterachtige plant die overal woekerde. Plechtstatige sparren, reusachtig en gelijkmatig gegroeid, stonden afzonderlijk en in groepjes op de bodem van de kloof en tegen de hellingen...'

'Overal sijpelde, sinterde en kabbelde het, in het bos was het een en al gedruppel en geplons, en de opgeworpen wallen langs de straten, de bleke tapijten op de weilanden verdwenen, ook al hadden de massa's er al te rijkelijk gelegen om snel te verdwijnen. Er deden zich wonderlijke verschijnselen voor, lenteverrassingen op de dienstroutes in het dal, sprookjesachtig, nooit aanschouwd...'

De beschrijvingen deden mij heel sterk denken aan de stijl van de impressionistische schilderijen die geschilderd werden in de periode vóór de eerste wereldoorlog. Met de losse penseelstreken, de lichte kleuren, het zachte spel van het veranderende daglicht die een bepaalde feeërieke sfeer oproepen. Dat doet Thomas Mann met woorden in plaats van met kleuren.

De enige uitzondering is de beschrijving van het bos waarin de al zeer verzwakte Pieter Peeperkorn nog één keer wil gaan wandelen. 

'Het bos was anders dan andere, het bood een schilderachtig speciale, om niet te zeggen exotische en tevens griezelige aanblik. Het puilde uit van een soort mosachtige slierten, was ermee behangen, beladen, er volledig in gewikkeld; in lange miskleurige baarden bungelde het vervilte vlechtwerk van de parasietplant van de omsponnen, gecapitonneerde takken omlaag: je zag bijna geen naalden, je zag niets dan mosslingers - een grove bizarre vertekening, een betoverde en morbide aanblik. Het ging niet goed met het bos, het leed onder deze woekerende slierten, die op het punt stonden het te verstikken...'

Net zoals het niet goed gaat met het bos gaat het niet goed met Peeperkorn. Hij is in verval en zal kort daarna overlijden.

Hans en Pribislav Hippe

Over de seksuele ontwikkeling van Hans komen we in het begin niets te weten. 

Hoewel Hans wanhopig verliefd wordt op Madame Chauchat wordt ze als volgt beschreven:

'Ze was niet bijzonder damesachtig, ... niet zo verzorgd en verfijnd... Tamelijk breed en kortvingerig als ze was had ze iets primitiefs en kinderlijks... haar nagels hadden blijkbaar nog nooit gehoord van manicure, ze waren rechttoe rechtaan afgeknipt...
Ze had brede jukbeenderen en smalle ogen... Toen hij dat zag kwam er heel even een vage herinnering aan iets of iemand bij hem op...'

Ze is niet typisch verfijnd vrouwelijk en ze doet hem aan iemand denken. Aan wie?

Hans gaat wandelen maar de wandeling bekomt hem niet goed - hij is nog niet geacclimatiseerd aan de hoogte en gaat zitten op een bank. 

'Maar nauwelijks had hij het zich gemakkelijk gemaakt of zijn neus begon zo plotseling te bloeden dat hij er niet in slaagde zijn kleren geheel voor verontreiniging te behoeden. De bloeding was heftig en hardnekkig en hij had er wel een halfuur zijn handen aan vol, ... totdat het bloeden eindelijk ophield... '

Dan gaat hij levenloos liggen op de bank.

'En ineens zag hij zich verplaatst in die vroege levenssituatie die het oerbeeld was van een naar zeer recente indrukken gemodelleerde droom die hij een paar nachten geleden had gedroomd...
  Hij was dertien jaar oud, eersteklasser van het gymnasium, een jongen in korte broek en was op het schoolplein in gesprek met een... jongen...

  De jongen met wie Hans Castorp stond te praten heette Hippe, Pribislav Hippe...

Nu was de kwestie deze, dat Hans Castorp al geruime tijd zijn oog had laten vallen op deze Pribislav - hem... had uitverkoren...

Zo was hij in zijn hart gewend geraakt aan zijn stille verhouding op afstand met Pribislav Hippe en beschouwde hij haar in feite als een blijvend bestanddeel van zijn leven.'

Hij stond weer op die speelplaats van vroeger.

'En dus stond hij nu in het gewoel van het klinkerplein werkelijk voor Pribislav Hippe en zei tegen hem:
'Pardon, kun je mij een potlood lenen?'

Clavdia Chauchat doet hem denken aan een oude jeugdliefde, een jongen waarop hij destijds verliefd was en (homo)erotische gevoelens voor had. Het potlood - hier duidelijk een fallussymbool.

Hij had gedacht dat die gevoelens over waren maar nu merkt hij dat dat niet zo is. Het zit in hem en het komt letterlijk uit hem door het bloed dat door de hevige neusbloeding naar buiten komt.

Het maakt hem bang en verwart hem. Het overvalt hem en hij kan niet goed met deze gevoelens overweg. 


Het ziekenhuis is geen Toverberg


Je kunt veel zeggen en schrijven over dit boek. Er gaapt een gigantische kloof tussen de wereld van de gezonden en de wereld van de chronisch en/of terminaal zieken. Een kloof en afgrond die eigenlijk niet te overbruggen is zoals iedereen die een (onzichtbare) chronische aandoening heeft, zal kunnen beamen.

Lees in dit verband het interessante artikel 'Lezen met ALS: De Toverberg op en af' van Pieter Steinz, 14 juli 2014.


De Toverberg


Hans is verblijft al zeven jaar in het sanatorium.

'Toen begon het te dreunen...
  Maar schaamte en schroom weerhouden ons ervan al te uitbundig te vertellen over wat er weergalmde en gebeurde. Hier vooral geen opschepperij, geen jagerslatijn! Laten we onze stem dus dempen en vertellen dat de donderslag dreunde waarvan we allemaal op de hoogte zijn, deze oorverdovende explosie van een lang opgehoopte mengeling van stompzinnigheid en irritatie - een historische donderslag, om met gepast respect te spreken, die de grondvesten van de aarde deed wankelen, maar voor ons de donderslag die de toverberg de lucht in jaagt en de zevenslaper ruw buiten de poorten zet.'

De tijd was op zijn sluipende, met het blote oog niet zichtbare, geheime en toch bedrijvige manier doorgegaan met het brengen van veranderingen.

En het verhaal van Hans is ten einde. Hij gaat als soldaat de oorlog en zijn vooruitzichten om er levend uit te komen, zijn slecht.

'Zal ook uit dit wereldfeest van de dood, ook uit deze vreselijke koortsgloed die overal rondom de regenachtige hemel in brand steekt, ooit de liefde opstijgen?'

Alleen de liefde is sterker dan dood en vernietiging.

En zo eindigt dit mooie boek en onze beklimming van De Toverberg.
De klim was zwaar maar zeer de moeite waard. 


Mijn lievelingsscène

 De ontmoeting van Hans met dokter Krokowski in het sanatorium vind ik formidabel.

'Dr. Krokowski begroette de nieuwe huisgenoot met een zekere opgewekte, robuuste en montere hartelijkheid, alsof hij daarmee wilde aangeven dat oog in oog met hem elke geremdheid overbodig en alleen blijmoedig vertrouwen op zijn plaats was...
'Welkom hier bij ons, meneer Castorp! Ik hoop dat u vlug zult wennen en u op uw gemak zult voelen in ons midden. Komt u als patiënt, als ik vragen mag?'...
  In zijn antwoord maakte hij melding van de drie weken, hij wees bovendien op zijn examen en voegde eraan toe dat hij goddank kerngezond was.
  'Is dat zo?' vroeg dr. Krokowski, waarbij hij zijn hoofd, alsof hij hem wilde plagen, schuin naar voren duwde en zijn glimlach breder maakte... 'Maar dan bent u een hoogst bestuderenswaardig fenomeen! Ik ben namelijk nog nooit een volkomen gezond mens tegengekomen. Wat voor soort examen hebt u afgelegd, als ik vragen mag?'
  'Ik ben ingenieur, dokter,' antwoordde Hans Castorp met bescheiden trots.
  'Aha, ingenieur!' En de glimlach trok zich als het ware terug, boette even iets aan kracht en hartelijkheid in . 'Bravo! En u zult hier dus geen beroep doen op welke geneeskundige behandeling ook, noch in lichamelijk, noch in psychisch opzicht?'
  'Nee, hartelijk dank!' zei Hans Castorp en hij deinsde bijna een stap terug.
  Nu brak de glimlach weert triomfantelijk door, en terwijl hij de jongeman opnieuw de hand schudde, riep hij met luide stem: 'Dan wens ik u welterusten, meneer Castorp, geniet u vooral van uw onberispelijke gezondheid! Welterusten en tot ziens!'

Dit boek biedt een uniek tijdsvenster op het gedachtengoed en de kennis in Duitsland en bij uitbreiding in Europa vlak voor de eerste grote oorlog. In dit opzicht is het feitelijk een museumstuk.


Daarom zeg ik 'Vaarwel en tot ziens'.



Dit is sanatorium Schatzalp dat model stond voor het sanatorium in De Toverberg.


Geraadpleegde bron:

Het hoorcollege door Michiel Hagdorn uigegeven door Home Academy Club

https://www.home-academy.nl/

https://www.youtube.com/watch?v=XoOFprJneF4


2018 Website gemaakt door Linda Marie Vermeulen. Alle rechten voorbehouden
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin